Ter Coulster
Ter Coulster is het enige historische landgoed van Noord-Holland dat thans nog in particuliere handen is. Het landgoed bestaat uit het aloude boscomplex dat is opengesteld voor het publiek. De eeuwenoude oprijlaan is recentelijk weer in oude luister hersteld. In 2015 werd dat herstel bekroond door de restauratie van de 17e-eeuwse hekpalen met schildhoudende leeuwen met de wapens van de families Fontein Verschuir en Van der Feen de Lille. Het Huis Ter Coulster is in 1788 afgebroken. Over de vroegste historie van Ter Coulster en de herkomst van het geslacht Van de(n) Cou(l)ster bestaat nog enige onduidelijkheid. Toch laat de geschiedenis zich sinds de 15e eeuw vrij goed reconstrueren, bovenal dankzij de befaamde Alkmaarse historicus Mr. Dr. Johan Belonje (1899-1996), die deze in zijn uiterst doorwrocht boek Ter Coulster (1946) vastlegde. In 1983 verscheen, als vervolg hierop, de publicatie Het huis Ter Coulster bij Heiloo van Mr J.H.Rombach. Ter Coulster was in oorsprong ‘allodiaal’ bezit, ofwel vrij eigendom, dit in tegenstelling tot ‘feodaal’ bezit, dat in leen werd gehouden. De oorsprong van de naam Coulster (of Couster) staat niet vast, maar veelal wordt gesuggereerd dat deze verband houdt met het oudfranse woord cou(l)ture voor een perceel bouwland, een veld (kouter). Later liet Willem Maurits van Cats (1670-1743), die Ter Coulster een warm hart toedroeg het huis wederom verbouwen en verfraaien. De steenkopers verkochten, na het sloopwerk, de grond met restanten in 1791 aan Louis Anthony van Oyen, een orangistisch ritmeester die in 1788 op voordracht van stadhouder Willem V in de vroedschap van Alkmaar was benoemd. De heer Van Oyen liet in het bos van Ter Coulster een nieuw, geheel houten huis bouwen en herbestemde het nog overeind staande deel van het oude voorhuis tot arbeiderswoning. Mr Gijsbert Fontein Verschuir (1764-1838) is een sleutelfiguur in de geschiedenis van Ter Coulster. In 1822 werd Verschuir door koning Willem I verheven tot Jonkheer. De heerlijkheid Heiloo en Oesdom was tussen de erven in 1788 toebedeeld aan Francois Bergeon (1814), weduwnaar van Cornelia Catharina van Cats. Na zijn overlijden waren de opeenvolgende notarissen dermate lang in de weer dat de heerlijkheid eerst in 1824 openbaar verkocht werd. Om welke reden dan ook had Verschuir, ongetwijfeld tot zijn verbolgenheid, achter het net gevist: de ambachtsheerlijkheid werd voor 1600 gulden verkocht aan de heer Smit, secretaris van Heiloo. Deze deed er een goede zaak mee, want enkele maanden later – 12 juni 1824 – verkocht deze Heiloo en Oesdom, nu voor 2100 gulden, door aan de heer Verschuir, waarmee deze weer in één hand kwam met de eigenaar van Ter Coulster. Giesbert Fontein Verschuir liet het huis later weer afbreken en ging het landgoed exploiteren; sindsdien was er geen sprake meer van een buitenplaats, in de letterlijke zin des woords. In 1848 werd een deel van Ter Coulster – de hofstede Ter Coulster met koepel, woningen, bossen en gronden – door de douairière Fontein Verschuir verkocht aan Giesbert, haar tweede en jongste zoon; zelf behield zij “het oude huis Ter Coulster met boerderij, stalling, schuur en verder aangetimmerte”. Na het overlijden van Cornelia Frederica de Dieu werd ook dit deel in 1852 aan Giesbert Fontein Verschuir toebedeeld. De inkomsten van het landgoed werden grotendeels gegenereerd met de verkoop van hout en de opbrengst van de tuin (aardappelen en vruchten). Het dagelijkse beheer was in handen van een zetbaas, die met het personeel zorg droeg voor dit boerenbedrijf. Van het oude kasteel Ter Coulster resteert praktisch niets meer, althans zichtbaar. Bij de vijver links van de huidige boerderij, is nog een deel van de oude slotgracht met een verbindingsvaart naar het riviertje De Die te zien. De oude waterkelders van het slot werden eertijds gebruikt als gierkelder. Regelmatige uitstapjes naar de koepel van Ter Coulster boden de nodige rust en ontspanning. Vanuit de theekoepel had men vroeger uitzicht op landgoed Nijenburg en de grote kerk in Alkmaar, vlakbij het oude familiale stadshuis, Huize De Dieu. Het landgoed Ter Coulster is thans eigendom van zes nazaten van Cornelia Frederica Fontein Verschuir. Ter Coulster bestaat uit 45 hectare, waarvan 11 hectare bos en 34 hectare verpachte landerijen ten behoeve van melkveehouderij. Tegenvallende rendabiliteit noopte de erven ertoe slechts Ter Coulster Hof als boerderij te handhaven; eerder waren al de boerderijen Frederica’s Hof, Anna’s Hof en Giesberts Hof van de hand gedaan. Het landschappelijke park, waarvan de structuur nog bestaat, is aangelegd in de eerste decennia van de 19e eeuw. Het bestaat uit slingerende paden door hakhoutbos en een lange oprijlaan. Het ontwerp van het park lijkt gebaseerd op plattegronden uit het ‘Magazijn van Tuinsieraaden’, een voorbeeldenboek van tuinarchitect Gijsbert van Laar die van 1799 tot 1803 in Alkmaar woonde. Bronnen: Dick Slagter, 2016 Lees verder op de website van Ter Coulster. |