Onze Lieve Vrouw ter Nood 2

Onze Lieve Vrouw ter Nood

 

Het liedeken van Heylo

Een liedeken van Heylo (de eerste twee coupletten van de zes)

Moeder Maegt, siet na beneden

Dees groote schaer

Op-offren wieroock der gebeden

Op ’t groen altaer

Laet er gheen vonckjes van boven ghebreken

Op dat doch hier

Ons offerhande wert ontsteken

Van ’t hemelsch vier

Capelle soet, daer gheen gheschemer

Noch duyster is

En daer de blau gestarnde Hemel

’t Gewelfsel is

Kruyden en bloemetjens, tackjens en tiertjens

Zijn ’t kerck-cieraet

Ja selfs musijcken vliegende diertjes

Lof, uwer waert


Toelichting Kees Enke

Kees Enke was eerder gevraagd getuigenis af te leggen van zijn waarnemingen van die laatste bedevaarten en van het feit dat het stuk land inderdaad de plek was vanwaar de bedevaarten werden gehouden. Hij verklaarde ten overstaan
van de notaris Mattheus Gouverne op 6 juli 1905 12

A. dat aan hem bij overlevering bekend is:
I dat op het perceel Land te Heilo, aan de Kapellaan, gestaan heeft een Kapel toegewijd aan “Onze Lieve Vrouwe ter nood”
II dat vele Roomsch Katholieken aldaar steeds ter bedevaart kwamen
III dat de Kapel vernield werd in vijftienhonderd drie en zeventig en gelijk gemaakt werd met de grond in zestienhonderd zevenendertig

B. dat hij zich herinnert, ja zelfs van achtienhonderdzeventien af:
I dat vele Roomsch Katholieken op meergemeld perceel bijeenkwamen en zich in gebed begaven onder aanroeping van de Heilige Maagd en Moeder Gods Maria
II dat ook hij meermalen deelgenomen heeft aan die Godsvruchtige oefeningen
III dat onder die pelgrims onderscheidene personen uit de Omstreken van Haarlem, Overveen, Akersloot, als anderzints waren en als voorbidder optrad Gerrit Roozendaal, die koster was in de Kerk te Akersloot
IV dat de pelgrims, van waskaarsen voorzien, die ontstaken op het terrein, ze in den grond plaatsten en als dan biddende zich begaven langs de Parochiekerk naar het Sint Willibrordus putje. Op de verschillende kruiswegen, bij de Kerk en bij gezegd putje werd nu en dan stilgehouden en extra gebeden gestort.
Die pelgrims hielden dan processie waarbij gedragen werden een kruis èn twee vaandels, waarvan één de beeltenis bevatte van de Heilige Maagd Maria. Nadat voormelde rondgang gedaan was en op het meergemeld perceel – algemeen bekend onder den naam van het heilige land – teruggekeerd, werden de brandende kaarsen uitgedoofd en de stukjes kaars medegenomen.”


Interview met Cor Borst de eerste koster

Veertig jaar koster, dertig jaar gepensioneerd. Op 8 januari 2005 hadden we een interview met de heer Cor Borst. De heer Borst was toen 94 jaar oud en is kort daarna overleden. Enkele passages uit dit interview volgen hier.
Wanneer werd u koster en wat deed u daarvoor?
In 1935 werd ik koster. Daarvoor werkte ik bij diverse boeren in die omgeving. Bij Arie Dekker, Huib Rotteveel en Willem Bakker. Ik melkte de koeien, ik zie nog precies voor me waar ik naar toe liep met de melkemmer.
In 1935 werd het huis gebouwd in het Kapelbos, de kosterswoning, speciaal voor ons. Ik zat dicht bij mijn werk. Maar het was wel veel werk, de 4 ha. bos moest ik ook onderhouden. Maar ik was sterk. Later kwam er een bedrijf uit Heemstede dat gaf aanwijzingen, zij zetten een kruis op de bomen die ik moest omkappen.
Wie was de koster voordat u kwam?
Dat was Klaas Ruiter. Die woonde later in het huis op de hoek van de Kapellaan en de Runxputteweg, met zijn twee dochters. Dat huis is toen nieuw gebouwd. Er werden veel souveniers verkocht. Klaas Ruiter was dus
de caféhouder van café St. Willibrord. Later werd dat het café van Jan Ruiter. Wie ook nog op Kapel woonde
was Hink, die had dat café Runxputte, waar later Dirk Ruiter in kwam.
Hebt u ook nog meegemaakt dat, wat wij het fabriekje noemden aan de overkant van de spoorlijn, als café functioneerde?
Ja, dat was van Merks. Daar hebben we heel wat mee te stellen gehad. Dat waren fanatiekelingen, net als Jaap Ruiter. Die van Merks kwamen door het kleine poortje het terrein op om reclame te maken. Zij wilden klanten lokken voor hun café; maar ik hield ze tegen. Ik was voor Onze Lieve Heer en Onze Lieve Vrouw natuurlijk.
Zegt de naam Gerrit van den Bosch u iets?
Ja zeker, Van den Bosch, (lachend) dat was de baas van kapel. Het was een autoritaire man. Ik had mijn werk.
Veel werk 4 ha. bos onderhouden, het kosterwerk en twee kapellen. De grootste bedevaarten die we gehad hebben waren die van de Rijwielbond. Zij kwamen overal vandaan op de fiets.
Hebt u ook het Julianaklooster gebouwd zien worden?
Ja zeker… jammer dat de zusters er nu uit gaan, maar het blijft een klooster. De pastorie is later gebouwd: dat was toen de paters kwamen.
Vond u het leuk een praatje te maken over vroeger?
Ja, wat een tijd, wat een tijd. (lachend) Dat ik het allemaal nog weet is een wonder, veel mensen weten het niet meer.

De stichtinglegende

Merkwaardig is dat pas in het begin van de achttiende eeuw de legende van het bedevaartsoord opduikt. Ook na die tijd speelt dit verhaal lange tijd geen rol. Dank zij het speurwerk van onderzoekster Marie-José van Dun, kan Joan Bertrand rond 1960 meer bekendheid aan de legende geven. De legende is kortweg als volgt.

Een Hollandse koopman kwam in een storm terecht en dreigde schipbreuk te lijden. Hij deed een gelofte aan Maria namelijk om een kapel voor haar te bouwen als hij behouden zou terugkeren. Hij komt ongedeerd thuis en toen vernam hij van een jongen die een houten Mariabeeld had gevonden. De jongen had dit beeld mee naar huis genomen en aan zijn moeder gegeven, die het opborg. Maar de jongen vond de volgende dag hetzelfde beeld. Het beeld was teruggekeerd naar dezelfde plaats.
Dit wonderlijk voorval hoorde de schipper, die het als een goddelijk teken beschouwde dat op die plaats de beloofde kapel gebouwd moest worden.
Behalve de vermelding van de legende geeft Bertrand in zijn boek ook een eigen weergave van de legende. Hij voegt een aantal zaken toe.
Daar is de jongen een kievietseieren zoekende koeienhoeder Nelis en de schipper heet Mors. Dit leidt ertoe dat bij het intikken in Google van “koeienhoeder Nelis” met tien treffers het wonder van Heiloo op het scherm komt. Een demonstratie hoe makkelijk verhalen kunnen ontstaan of in de loop der tijd kunnen veranderen.